Consultant Mathijs Plukaard werkte als onderzoeker in het team Parlementaire Enquête Groningen Aardgaswinning (PEGA) bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Het meest bijzondere voor hem aan deze opdracht? “Naast de maatschappelijke relevantie is het voorbereiden van getuigen voor een besloten voorgesprek of openbaar verhoor een leerzaam proces en speciaal om mee te maken.”
“Inmiddels zitten de besloten voorgesprekken en openbare verhoren van de Parlementaire Enquête erop. De PEGA stuurde sinds februari 2021 aan 47 actoren één of meerdere vorderingen van documenten en inlichtingen (waaronder ruim 70 vorderingen aan EZK). De commissie ontving in totaal 631.500 digitale documenten (waarvan bijna 110.000 documenten namens EZK) en 10 meter aan fysieke documenten. Er zijn 124 besloten voorgesprekken gehouden (waarvan 30 namens EZK) en 69 getuigen en deskundigen verhoord (waarvan 14 namens EZK). Momenteel werkt de enquêtecommissie aan een eindrapport dat naar verwachting in februari 2023 klaar zal zijn.”
Wat kan het Rijk leren van deze enquête?
“Een belangrijke les uit deze enquête is toch wel communicatie en transparantie naar de Groninger (en de Nederlanders in het algemeen). Wanneer je kijkt naar het Groningendossier zijn er, zoals in bijna elk ander dossier, natuurlijk fouten gemaakt. Echter, deze fouten worden nu door een parlementaire enquête pijnlijk duidelijk. Dat hier niet eerder open over is gesproken, heeft, denk ik, voor veel Groningers gezorgd voor wantrouwen in de overheid. Als de overheid haar fouten op voorhand kenbaar had gemaakt en een werkbare oplossing had geboden, had dit mogelijk veel frustratie en boosheid gescheeld. Het Rijk kan haar dienstverlening verbeteren door moeilijk te begrijpen besluiten duidelijk te communiceren en de burger hierin mee te nemen.”
“Communicatie en transparantie vanuit de overheid is een belangrijke les uit de enquête.”
“Een andere belangrijke les die uit de enquête naar voren is gekomen, is meer een ‘governance-technisch’ vraagstuk. De vraag die hier centraal staat en die ook meerdere malen door de commissie is gesteld, is of de Staat wel in twee Publiek-Private Samenwerkingen (PPS) moet zitten en daarin kan opereren. De twee samenwerkingen waar ik op doel zijn die met het Gasgebouw (Staat, Shell, Exxon Mobil en Energie Beheer Nederland) en met de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Met de komst van het Gasgebouw, waarin de Staat en de NAM verenigd zijn in een maatschap, is de winning en de exploitatie van aardgas in het Groningenveld vormgegeven. Alhoewel deze vroege PPS (1963) de voorloper was van het New Public Management (NPM) van de jaren 80, was dit destijds een logische keuze. Echter, de aardbeving in Huizinge (2012) zorgde, in mijn ogen, ervoor dat de PPS niet meer houdbaar was. ‘Veiligheid’ en ‘geld’ zorgden voor belangen en doelen die tegenstrijdig waren binnen de PPS. Deze vraag moet de commissie goed beantwoorden om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. We moeten tegelijkertijd uitkijken dat we de PPS niet meteen in de prullenbak gooien, want de PPS kan wel degelijk bruikbaar zijn.”
Welke lessen zou je willen meegeven voor volgende parlementaire enquêtes?
“Wat ik het meest geleerd heb van een parlementaire enquête is dat een enquête nooit loopt zoals je verwacht. Je moet als team bij een departement voorbereid zijn op verschillende scenario’s die zich kunnen voordoen, zoals het krijgen van meer vorderingen dan je verwacht, een andere technische werkwijze van de commissie of dat er getuigen worden opgeroepen die je zelf nog niet in het vizier had. Wees daarom flexibel en wendbaar met je team. Een goede voorbereiding bleek het halve werk in dit geval!”
“Een parlementaire enquête verloopt nooit zoals verwacht, als team moet je daarom flexibel en wendbaar zijn.”
“Een andere tip die ik mee zou willen geven is om zo ‘neutraal’ mogelijk te handelen. Wij hebben gekozen om de directie die intern verantwoordelijk was voor het beleid in het Groningendossier zo min mogelijk te betrekken om als team een neutrale positie te houden in het dossier. Wie noemden onszelf daarom soms ook wel eens ‘Zwitserland’. Je moet namelijk uitkijken niet te gaan oordelen over bepaalde personen of besluiten. Wij formuleerden in de voorbereiding daarom ook nooit antwoorden voor de getuigen en maakten alleen factsheets en tijdlijnen gebaseerd op feiten die we konden afleiden uit openbare bronnen of documenten die deze persoon tijdens diens werk voor EZK had gezien.”
Wat is je het meest bijgebleven van je opdracht?
“Naast natuurlijk de maatschappelijke relevantie is het voorbereiden van getuigen voor een besloten voorgesprek of openbaar verhoor een leerzaam proces en speciaal om mee te maken. Het ontmoeten van (oud-)bewindslieden, directeuren-generaal, directeuren en andere belangrijke actoren in het Groningendossier was bijzonder. Met name de ontmoeting met voormalig minister van Defensie Henk Kamp op het indrukwekkende ministerie. Er staan daar twee kanonnen op je gericht als je binnenkomt en er hangen overal adembenemende schilderijen. En natuurlijk mijn tv-moment! Als bijstandsverlener van een getuige ging ik mee naar een openbaar verhoor dat op televisie werd uitgezonden. Dat is iets wat ik niet snel zal vergeten.”